-
1 aller
aller1 [aalee]〈m.〉♦voorbeelden:je ne fais qu'un aller et retour de la maison au boulanger • ik loop even naar de bakkerà l'aller • op de heenweg, heenreis————————aller2 [aalee]2 functioneren ⇒ lopen, gaan3 passen ⇒ staan, samengaan♦voorbeelden:se laisser aller • zichzelf verwaarlozen, zich laten gaan, de moed verliezense laisser aller à la joie • zich overgeven aan vreugdese laisser aller à critiquer qn. • zich ertoe laten verleiden iemand te bekritiserenaller et venir • heen en weer lopen, gaan en komentout va bien • alles is in orde, okayaller devant • voorgaanil ira loin • hij zal het ver schoppenaller à son travail • naar zijn werk gaanaller à vélo, à bicyclette • fietsenaller à pied • (gaan) lopenaller aux renseignements • op inlichtingen uitgaanaller chez qn. • iemand een bezoek brengenaller chez le coiffeur • naar de kapper gaanaller contre • ingaan tegenaller de soi, sans dire • vanzelf sprekenaller en avant • vooruit gaanaller en bateau • varenaller en voiture, en train • met de auto, de trein gaanaller en France • naar Frankrijk gaanil est allé jusqu'à lui dire que • hij heeft hem zelfs gezegd datallons, allons! • kom kom, kop op!, ben je mal!allez, allez • kom, kom, zeg, zegallons donc, ce n'est pas vrai! • och kom, dat is niet waar!allez donc! • kom nou! 〈 ongeloof〉allez! • schiet op!, hup!allez, Michèle, dis-moi • toe, Michèle, zeg me nou eensva donc! • ga nou!je suis raisonnable, va • ik doe heus geen gekke dingenà la va comme je te pousse • met de Franse slag→ avant2 ça va? • (hoe) gaat het?ça ne va pas? • is er iets?, gaat het niet?ça ne va pas trop mal • ik mag niet mopperença peut aller • het kan ermee door〈 informeel〉 ça va pas, (la tête)? • ben je niet goed snik?comment allez-vous? ça va, merci • hoe maakt u het? goed, dank u〈 onpersoonlijk〉 il en va de cette affaire comme de l'autre • met deze zaak gaat het net zo als met die anderequ'est-ce qui ne va pas? • wat is er?, scheelt er iets aan?il y a quelque chose qui ne va pas • er is iets misaller bien • goed gaan, het goed makenaller mal • slecht gaan, het slecht makenle poste de radio va mal • de radio doet het niet goedvas-y, allez-y • ga erheen, doe het maar, vooruit maar, ga je gangallons-y • laten we gaan, laten we beginnen, kom, vooruit〈 sport en spel〉 vas-y, Robert! • hup, Rob!ça y allait! • dat ging er vrolijk aan toe!vous y allez un peu fort • nu overdrijf je een beetjecomme vous y allez! • kalm aan een beetje!il y est allé de sa chanson • hij heeft een liedje ten beste gegevenil a dû y aller de sa bourse • hij heeft moeten dokken3 ça vous va? • schikt u dat?ça me va • goed, okayest-ce que cette robe me va? • staat die jurk me?aller bien ensemble • goed bij elkaar passenla clef ne va pas à la serrure • die sleutel past niet in het slotelle allait tout avouer lorsque • ze zou net alles bekennen, toenn'allez surtout pas croire que • denk vooral niet datpourvu qu'il n'aille pas se faire prendre • als hij maar niet gepakt wordtn'allez pas vous imaginer que • verbeeld je maar niet datva savoir!, allez donc savoir! • wie zal het zeggen?va pour la Corse, cette année • nou goed dan, (we gaan) dit jaar naar Corsicaaller sur ses 40 ans • tegen de 40 lopen1 weggaan2 verdwijnen ⇒ verstrijken, sterven♦voorbeelden:1. m1) heenreis2) enkele reis [openbaar vervoer]2. v1) gaan, lopen2) reizen3) vertrekken5) het (goed, slecht) maken6) functioneren7) passen, goed staan, samengaan8) zullen, gaan3. s'en allerv1) weggaan2) verdwijnen3) zullen, gaan -
2 alors
alors [aalor]〈 bijwoord〉1 toen2 dan3 nou♦voorbeelden:alors même que • zelfs al2 et (puis) alors? • en wat dan nog?, wat zou dat?ou alors • of andersalors? • en?3 non mais alors! • nee maar!alors, ça va? • en, hoe is het?ça alors • nee maar, nee toch〈 informeel〉 alors, tu viens? • kom je nou?1. adv1) dan, toen, destijds2) in dat geval2. alors queconjook al, terwijl3. interj -
3 ben
-
4 *hein
*hein ['ẽ]1 〈 bij niet verstaan〉hè? ⇒ wat?2 〈 ter versterking van een vraag〉nou? ⇒ wat vind je ervan?3 〈 verwondering〉hè? ⇒ wat zeg je?, wat?4 〈 om goedkeuring te vragen〉hè? ⇒ nietwaar?♦voorbeelden:1 hein? je ne vous comprends pas • hè? ik begrijp u niet2 qu'en dis tu, hein? • nou, wat zeg je ervan?3 hein? que me racontez-vous? • wat? wat vertelt u me nou? -
5 cochon
cochon1 [kosĵõ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 des (petits) yeux de cochon • varkensoogjes, zeer kleine ogencochon de mer • bruinvis〈 informeel〉 je n'ai pas gardé les cochons avec vous • 〈 als iemand dadelijk te familiair is〉wij zijn toch geen familie van elkaar?être gros, gras comme un cochon • een vetzak zijncochon qui s'en dédit! • hand erop!————————cochon2 [kosĵõ],cochonne [kosĵon]〈m., v.〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:2 ce cochon-là, ce cochon de X • (X,) die smeerlap¶ (eh bien,) mon cochon! • (nou, nou,) jij durft!quel cochon de temps!, temps de cochon! • wat een beestenweer!————————cochon3 [kosĵõ],cochonne [kosĵon]♦voorbeelden:1. m1) varken, zwijn2) varkensvlees2. cochon/-onnem/fviezerik, smeerlap3. cochon/-onneadj1) vies, vuil2) schunnig, schuin -
6 comment
comment [kommã]〈bijwoord; ook m., tussenwerpsel〉1 hoe(?)2 wat!3 〈 formeel〉waarom(?)♦voorbeelden:1 comment allez-vous? • hoe gaat 't (met u)?comment tu n'as pas compris? • hoe kan dat nou dat je dat niet begrepen hebt?comment dire? • hoe moet ik dat nu zeggen, uitleggen?n'importe comment • hoe dan ookcomment cela? • hoezo?〈 informeel〉 comment? • hoe zegt u?, wat?→ pourquoi¶ (mais) comment donc! • (maar) natuurlijk, vanzelfsprekend!et comment! • nou en of!m, adv, interj2) wat!3) waarom? -
7 donc
donc [dõ(k)]〈 voegwoord〉2 toch ⇒ dan, eens♦voorbeelden:2 allons donc! • kom nou!〈 informeel〉 dites donc! • toe nou!que ta soeur est donc intelligente! • wat is je zusje toch intelligent!que faites-vous donc là? • wat doet u daar toch?regarde donc! • kijk eens!et moi donc! • en ik dan!conj1) dus2) toch, dan -
8 enfin
-
9 franchement
franchement [frãsĵmã]〈 bijwoord〉1 openhartig ⇒ openlijk, ronduit, eerlijk4 〈 als uitroep van ongeduld〉toe nou! ⇒ hou op!♦voorbeelden:4 franchement, il exagère! • nou overdrijft hij toch wel een beetje!1. adv1) openhartig, eerlijk, ronduit2) werkelijk, gewoonweg2. interj -
10 oui
oui, maisja, maar————————oui1 [wie]〈m.〉♦voorbeelden:————————oui2 [wie]〈 bijwoord〉1 ja 〈 bevestiging, toestemming〉2 echt waar? ⇒ werkelijk?, niet waar?♦voorbeelden:croire que oui • geloven van welah oui, alors! • o ja, nou!eh bien oui • dat kun je denkenque oui • nou en ofmais oui • ja natuurlijkoui, mais • ja, maarsi oui • zo jam, advja -
11 peu
peu [peu]〈bijwoord; ook m.〉1 weinig ⇒ niet erg, niet veel, bijna niet, (een) beetje♦voorbeelden:un (tout) petit peu • een (heel) klein beetje; enigszins〈 formeel〉 quelque peu • enigszins, ietsjec'est peu • het stelt niet veel voorpeu s'en plaignent • weinigen klagen eroverpas peu • heel watpeu ou prou • min of meer, enigszinsni peu ni prou • in 't geheel niet(un) tant soit peu • enigszinspeu à peu • langzamerhandà peu (de chose) près • bijna, ongeveeril est de peu mon aîné • hij is iets ouder dan ikil s'en faut de peu • het scheelt maar weinigéviter de peu • op een haar na kunnen vermijdenpeu de (temps) • weinig (tijd)pour un peu … • het scheelde maar weinig of …le peu (que) • het beetje, het weinige (dat)si peu que ce soit • (ook) al is het nog zo weinig¶ je vous demande un peu! • nou vraag ik je!il y a peu • kortgeledenavant peu, dans peu, d' ici peu, sous peu • binnenkort, weldra, spoedigdepuis peu • sinds kortviens voir un peu • kom 's kijkenun peu! 〈 informeel〉, un peu, mon neveu! • nou reken maar!c'est un peu fort! • dat is wel erg sterk!m, adv(de) weinig, een beetje -
12 prendre
prendre [prãdr]1 dik, hard worden ⇒ bevriezen, stollen5 lukken ⇒ aanslaan, succes hebben6 afslaan ⇒ richting, weg nemen♦voorbeelden:prendre à travers champs • dwars door de velden gaanprendre sur soi de • op zich nemen om teII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opvatten ⇒ opnemen, beschouwen4 (aan)nemen ⇒ zich verschaffen, krijgen5 aannemen ⇒ veronderstellen 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:prendre une femme de force • een vrouw verkrachten, aanrandence tissu prend bien la teinture • deze stof kan gemakkelijk geverfd worden〈 informeel〉 ça te prend souvent? • heb je daar vaker last van?〈 informeel〉 qu'est-ce qui te prend? • wat mankeert jou?, wat is er nou ineens met jou aan de hand, ben je nou helemaal?c'est à prendre ou à laisser • graag of nietil y a à prendre et à laisser • niet alles kloptprendre une personne pour une autre • iemand voor iemand anders aanzienpour qui me prenez-vous? • waar ziet u me voor aan?prendre qn. pour un savant • iemand voor een geleerde houdenle prendre de haut • het hoog opnemenprendre en bonne, en mauvaise part • goed, slecht opnemen→ temps〈 spreekwoord〉 tel est pris qui croyait prendre • die een kuil graaft voor een ander valt er zelf inon ne m'y prendra plus! • dat zal me niet meer overkomen!je vous y prends • nu heb ik je (betrapt)bien lui a pris de • hij heeft er goed aan gedaan te2 genomen, gepakt worden♦voorbeelden:s'y prendre bien, mal • het goed, slecht aanpakken, aanleggense prendre d' amitié pour • vriendschap opvatten voorpour qui te prends-tu? • wie denk je wel dat je bent?1. v1) bevriezen, stollen2) vastkoeken4) aangaan [vuur]6) afslaan7) (mee)nemen, grijpen8) opvatten9) kosten10) aannemen2. se prendrev1) bevriezen -
13 ben quoi?
ben quoi?nou?, nou en? -
14 mon cochon!
(eh bien,) mon cochon!(nou, nou,) jij durft! -
15 qu'est-ce qui te prend?
qu'est-ce qui te prend?wat mankeert jou?, wat is er nou ineens met jou aan de hand, ben je nou helemaal? -
16 quoi
quoi [kwaa]♦voorbeelden:de quoi écrire • iets om mee te schrijvenil n'a pas de quoi vivre • hij heeft niet genoeg om van te levenil n'y a pas de quoi rire • er valt niets te lachenquoi qu' il en soit • hoe het ook zijquoi que tu fasses • wat je ook doet¶ (il n'y a) pas de quoi • 't is de moeite niet waard, niets te dankenII 〈 vragend voornaamwoord〉1 wat? ⇒ waar-?♦voorbeelden:1 quoi de plus beau? • wat is er nou mooier?quoi faire? • wat nu (te doen)?à quoi • waaraan〈 informeel〉 de quoi? • had je wat, moet je wat van me?tu pars ou quoi? • vertrek je nou, ja of nee?c'est un naïf ou quoi? • hij is een naïeveling, of niet soms?quoi! tu pars déjà? • wat! ga je nu al weg?eh bien, quoi? • wel, wat zou dat?quoi donc? • wat is er? -
17 tss-tss!
tss-tss! [tsts]1 nou nou! ⇒ jeminee!, jeetje! -
18 après
après1 [aapre]〈 bijwoord〉1 daarna ⇒ daarop, vervolgens, later♦voorbeelden:l'école est tout de suite après • de school ligt daar direct achterle jour d'après • de dag eropaussitôt après • meteen daaropet puis après! • en wat dan nog?, nou en?————————après2 [aapre]〈voorzetsel; ook m.〉1 na ⇒ achter(na)♦voorbeelden:l'un après l'autre • achtereenvolgensaprès avoir fait son café • na haar kopje koffie gezet te hebbenaprès être partie, elle a dit • nadat ze vertrokken was, heeft ze gezegdaprès manger • na het etenaprès ce(la) • vervolgens, daarnaaprès quoi • waarnaaprès tout • alles welbeschouwd, eigenlijkd' après eux • volgens hend' après ses dires • naar zijn zeggenpeindre d' après une photo, d' après nature • van een foto, naar de natuur schilderenl'avant et l' après • wat ervoor en erna gebeurt1. advdaarna, vervolgens, later2. prép1) na2) achter(na)3. après queconj -
19 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
20 bras
bras [braa]〈m.〉1 arm3 mankracht ⇒ werkkracht, arbeider♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 avoir un bras de fer • onverbiddelijk, streng zijnbras d'honneur • obsceen gebaar voor lulbaisser les bras • (de moed) opgeven, zich gewonnen gevencette nouvelle m'a cassé bras et jambes • ik ben kapot van dat nieuws〈 figuurlijk〉 couper bras et jambes à qn. • iemand versteld doen staan; 〈 ook〉iemand vleugellam maken, iemand uitputtenouvrir les bras à qn. • iemand met open armen ontvangen; 〈 ook〉iemand vergeven, iemand de helpende hand reikentendre les bras vers qn. • iemands hulp inroepen〈 figuurlijk〉 les bras m'en tombent • nou breekt m'n klomp, ik sta pafbras dessus, bras dessous • arm in arm, gearmd〈 figuurlijk〉 se réfugier dans les bras de qn. • bij iemand z'n heil, z'n toevlucht zoeken〈 figuurlijk〉 avoir qc., qn. sur les bras • voor iets, iemand te zorgen hebben, opgescheept zitten met iets, iemandbras de vigne • wijnranktravailler à pleins bras • uit alle macht werkentomber sur qn. à bras raccourcis • zich als een razende op iemand werpen¶ à bout de bras • op armlengte; op eigen krachtà force de bras • met de sterke armdépenser de l'argent à tour de bras • met geld smijtenm1) arm2) macht3) zwengel4) armleuning5) (zee)engte6) bras [aan ra]7) voorpoot, schaar, vin
См. также в других словарях:
nou — NOU, NÓUĂ, noi, adj. I. 1. Făcut sau creat (relativ) de curând; care apare pentru prima dată. ♢ Lună nouă = fază a Lunii când aceasta este în conjuncţie şi când faţa dinspre Pământ, nefiind luminată, este invizibilă; timpul când Lună este în… … Dicționar Român
nou — nou·gat; nou·ga·tine; nou·me·ite; nou·me·nal; nou·me·nal·ism; nou·me·nal·ist; nou·me·non; nou·rice; nou·ther; nou·veau; nou·velle; nou·me·a·ite; nou·me·nal·ly; … English syllables
NOU — steht für: Flughafen La Tontouta in Neukaledonien (IATA Code) Nou steht für: Camp Nou oder auch Nou Camp, Heimstadion des FC Barcelona Nou (Sibiu) („Neudorf“), Ortsteil der Gemeinde Roșia (Sibiu) in Rumänien Nou Român, Ortsteil der Gemeinde… … Deutsch Wikipedia
Nou Pa Pè — Album par Edmond Mondésir 250px Sortie 2009 Genre Bèlè Label Awimusic … Wikipédia en Français
Nõu — ist der Familienname von: Enn Nõu (* 1933), estnischer Schriftsteller Helga Nõu (* 1934), estnische Schriftstellerin Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichneter Begriffe … Deutsch Wikipedia
Nou la — Album par Kassav Sortie 2000 Genre Zouk Label Warner Critique [[]] … Wikipédia en Français
Nou — Nou, Noou Correspond à l adjectif catalan nou (latin novus) = nouveau. Reste à savoir ce qu il pouvait bien signifier lorsqu on l a employé comme surnom : sans doute celui qui était nouveau dans le village. La forme Noou est une amusante… … Noms de famille
nou — Mot Monosíl·lab Nom masculí … Diccionari Català-Català
nou|me|na — «NOO muh nuh, NOW », noun. plural of noumenon … Useful english dictionary
nou — obs. f. now … Useful english dictionary
nouþe — variant of nowthe adv. Obs … Useful english dictionary